woensdag 15 september 2010
Tubelight: Alleen ‘muf’ is niet genoeg - praten over Geurkunst
Op Tubelight staat een recensie van Marjolein van Trigt over Aromakunst, het openingsdebat van De Wereld van Witte de With 2010:
"Geurkunst is hot. Het MoMa in New York weidde er eerder dit jaar een symposium aan. Komende 23 september staat er een avond in het Temporary Stedelijk in het teken van geur. Ook Arminius in Rotterdam organiseerde een boeiend debat over het onderwerp."
Lees meer op de website van Tubelight
dinsdag 14 september 2010
Just Sometimes..
Witte de With Festival in Rotterdam invited Luke Jerram to make a temporary outdoor installation for them. They specifically requested an artwork that would create strong imagery and would visually connect the streets with the waterways. Visiting Rotterdam on a recky he generated around 15 ideas for new artworks which were presented to the curator at the end of the day. 'Just Sometimes' was the installation they selected.
Read all about hist experience with the festival on his website
zondag 12 september 2010
Succesvolle 11de editie van Wereld van Witte de With is af!
Serieuze focus op talentvolle kunstenaars valt in de smaak
Vandaag sloot het driedaags internationale kunstfestival De Wereld van Witte de With. De organisatie kijkt terug op een zeer succesvolle editie. Het vernieuwde festival is net als vorige edities zeer goed bezocht. Blikvangers waren gloednieuwe werken van de Brit Luke Jerram, de Italiaan Daniel Gonzáles, het Deense collectief Bureau Detours en de Rotterdammers Hidde van Schie, Dirk van Lieshout, Vesta Kroese en Jasper Niens. Met deze editie is een eerste serieuze stap gezet in een nieuwe koers, waarbij De Wereld van Witte de With wil uitgroeien tot een toonaangevend internationaal podium voor jonge talentvolle kunstenaars. De 12de editie van De Wereld van Witte de With vindt plaats van vrijdag 9 tot en met zondag 11 september 2011.
Al voor de officiële opening op vrijdag trok De Wereld van Witte de With veel bezoekers. In het oog springende werken van kunstenaars Luke Jerram en Daniel González zorgden op woensdag en donderdag voor veel bekijks. Luke Jerram voorzag met zijn Umbrella Art het water van de Westersingel van een kleurrijk netwerk van oranje en gele paraplu’s. Op de steigers rondom de toren van de Remonstrantse Kerk, waar Arminius is gehuisvest, werkte de Italiaan Daniel González met negenhonderd vierkante meter karton aan zijn achttien meter hoge Pop-Up Building.
Op vrijdag, na de officiële opening, barstte de 11de editie van De Wereld van Witte de With in alle hevigheid los. Nog niet eerder werd het festival op de vrijdagavond en zaterdag zo druk bezocht. Het publiek reageerde zeer enthousiast op de guerrilla-achtige bouwwerken van het Deense Bureau Detours. Een heuse verrassing voor de zintuigen was het werk van de Belg Peter De Cupere. Voor de geurinstallaties Smile Room en Smoke Room haalden mensen massaal letterlijk hun neus op.
Veel lof was er voor het nieuwe werk van een lichting jonge Rotterdamse kunsttalenten, als onderdeel van Rotterdam Focus. Het werk Sorry Mama... van Hidde van Schie zorgde onder de bezoekers voor veel verwondering. Net als de vernuftige interactieve video installatie van Joris Strijbos, Jasper Bos, en Jeroen Molenaar, waardoor bezoekers los van tijd en locatie met zichzelf werden geconfronteerd. Vooral vervreemding veroorzaakte de dertig meter lange installatie Crowd Control van Jasper Niens. Zijn werk stelde bezoekers in staat om geheel uit De Wereld van Witte de With te verdwijnen, door in de installatie te stappen en alle 26 deuren achter zich dicht te trekken. Ook wachten was populair. Onder deskundige begeleiding konden bezoekers van de installatie-performance Waiting Room van Dirk van Lieshout wachten ‘volgens de regels’.
Het festival verwelkomde in het kader van het Europese en Rotterdamse focusprogramma ruim 30 deelnemende kunstenaars uit binnen- en buitenland. Hiermee is een duidelijke eerste stap in de nieuwe koers gezet. Vanaf deze editie richt het festival haar schijnwerpers nadrukkelijk op kunst van jonge Europese en Rotterdamse kunstenaars, en wil het haar makers tevens een internationaal platform bieden.
Een uitgebreide terugblik op de 11de editie van De Wereld van Witte de With zal te vinden zijn op www.festivalwww.nl. De 12de editie van Festival De Wereld van Witte de With heeft plaats van vrijdag 9 tot en met zondag 11 september 2011.
vrijdag 10 september 2010
EEN KRAAK IN DE WERELD VAN WITTE DE WITH
In de nacht van donderdag op vrijdag heeft een anonieme vereniging van lokale culturele organisaties het leegstaande pand aan de Witte de Withstraat 74 gekraakt. Directe aanleiding voor deze actie vormt de wet kraken en leegstand die per 1 oktober 2010 van kracht gaat.
Na 1 oktober maakt elke persoon zich schuldig aan een misdrijf als deze zich in een gekraakt pand bevindt, met kans op gevangenisstraffen tot bijna drie jaar. De kraak-actie vindt plaats in de nacht voor de officiële opening van het kunstenfestival De Wereld van Witte de With. Deze actie is bedoeld als "hommage aan kraken als voedingsbodem voor ontelbare creatieve processen en concentratiepunten, zoals dit festival".
Volgens de krakers-organisatie is vooral de Rotterdamse kunst(wereld), waar Wereld van Witte de With zich op focust, schatplichtig aan het kraken. Met het ingaan van de wet kraken en leegstand op 1 oktober 2010 ontstaat de vraag wat de artistieke gevolgen voor een festival als Wereld van Witte de With zijn. Als 'tegenprestatie' organiseren de krakers vandaag van 17.00 tot 23.00 een alternatief festivalprogramma met allerlei performances.
Na 1 oktober maakt elke persoon zich schuldig aan een misdrijf als deze zich in een gekraakt pand bevindt, met kans op gevangenisstraffen tot bijna drie jaar. De kraak-actie vindt plaats in de nacht voor de officiële opening van het kunstenfestival De Wereld van Witte de With. Deze actie is bedoeld als "hommage aan kraken als voedingsbodem voor ontelbare creatieve processen en concentratiepunten, zoals dit festival".
Volgens de krakers-organisatie is vooral de Rotterdamse kunst(wereld), waar Wereld van Witte de With zich op focust, schatplichtig aan het kraken. Met het ingaan van de wet kraken en leegstand op 1 oktober 2010 ontstaat de vraag wat de artistieke gevolgen voor een festival als Wereld van Witte de With zijn. Als 'tegenprestatie' organiseren de krakers vandaag van 17.00 tot 23.00 een alternatief festivalprogramma met allerlei performances.
Duo Gelul | Guerilla Poetry
Dit jaar waren ze al op Camping Rotterdam, Oerol en de Parade en nu op de
Wereld van Witte de With; Duo Gelul
Guerilla poetry op straat. Poets to the people! Met stand-up poetry & spoken jokes. Geestig dus.
Duo Gelul bestaat uit Edwin de Voigt van het Rotterdamse kunstcollectief Revolutie en de wandelende dichter Menno Smit
Wereld van Witte de With; Duo Gelul
Guerilla poetry op straat. Poets to the people! Met stand-up poetry & spoken jokes. Geestig dus.
Duo Gelul bestaat uit Edwin de Voigt van het Rotterdamse kunstcollectief Revolutie en de wandelende dichter Menno Smit
Witte de Withstraat | vrijdag 20.00 | www.revolutie.tv
donderdag 9 september 2010
Art Flow for Pakistan
On 2 October, Art Flow for Pakistan, will take place in the Netherlands Architecture Institute in Rotterdam. An art auction of which all benefits will go to the victims of the flood in Pakistan. Artists and individuals will donate art and design to Art Flow for Pakistan. An art work by Marlene Dumas has already been donated. Also, Ans Markus and Peter Klashorst will donate work to the Art Flow for Pakistan. The profit will be used to provide clean drinking water to the victims.
During the festival De Wereld van Witte de With, the people of Art Flow for Pakistan will be there to encourage artists and individuals to domate art for the auction. Art Flow for Pakistan is initiated by Rotterdam based Gudrun Feldkamp and Rogier Maaskant.
More information on www.artflowforpakistan.nl (in Dutch).
Art Flow for Pakistan
Op 2 oktober vindt in het Nederlands Architectuurinstituut Art Flow for Pakistan plaats: de benefiet kunstbeurs voor de getroffenen van de watersnoodramp in Pakistan. Kunstenaars en particulieren stellen kunst en design aan Art Flow for Pakistan beschikbaar. Er is nu al een werk van Marlene Dumas gedoneerd, ook Ans Markus en Peter Klashorst stellen werk beschikbaar. De opbrengst komt geheel ten goede aan schoon drinkwater voor slachtoffers.
De opbrengst komt ten goede van ‘Lifestraws’, dat zijn waterzuiveringsfilters waarmee vervuild water drinkbaar wordt. Met een LifeStraw wordt ruim 700 liter water direct drinkbaar. Art Flow for Pakistan is het initiatief van twee betrokken Rotterdammers, Gudrun Feldkamp en Rogier Maaskant.
Tijdens De Wereld van Witte de With zijn de mensen van Art Flow for Pakistan aanwezig om kunstenaars en particulieren anderenthousiast te maken kunst te doneren.
Kijk voor meer informatie alvast op www.artflowforpakistan.nl.
woensdag 8 september 2010
snel op onze mobiele website
Als je over een paar dagen rondloopt op het terrein van De Wereld van Witte de With, kun je via je mobiele telefoon onze mobiele website checken. Via onze QR CODES kom je snel en makkelijk op deze mobiele site.
Zorg er dus voor dat je een QR READER op je mobiele telefoon hebt geïnstalleerd! In de App Store van je smart phone kun je een QR READER downloaden. Nadat je deze hebt geïnstalleerd, scan je de code en dan kom je automatisch op de mobiele website van De Wereld van Witte de With!
NL10 | uitreiking gouden grasspriet
Uitgaansmagazine NL10 ging op zoek naar het beste kleine, maar o zo fijne, zomerfestival van de stad. Festivals waar je heerlijk met je voeten in het gras kunt zitten, waar je je vrienden ontmoet en waar het altijd gezellig is. Wie wordt de winnaar van de Gouden Grasspriet 2010? Dat wordt bekend gemaakt tijdens De Wereld van Witte de With!
Witte de Withstraat 80b | zondag 14.00
Daniel Gonzáles | Pop-up building
The aesthetics of risk control
Interview with Jasper Niens by Ingrid Commandeur.
Jasper Niens is one of the artists from Rotterdam to realise a project on location for The World of Witte de With. Niens (1980) graduated in 2003 from the AKI Academy in Enschede and has since then made ‘architectural installations’, as it’s called. He builds constructions in public spaces, but also works within the institutional context of galleries and art fairs. At the Art Forum Berlin 09 he presented Handicap Principle II for example, a large round, cylindrical aluminium form, that could be moved with an ingenious revolving mechanism. Niens consciously offered a strange experience instead of saleable art. Visitors could enter the space through a door with the risk that this entrance would be blocked by others through the revolving motion of the cylinder. Such a construction might be allowed at an art fair, but would that still be the case in our public spaces that are closed off by security measures? These are relevant questions to Jasper Niens. His work is continuously occupied with the direct confrontation with the viewer and the provocation of unwritten conventions with regards to the use of public and semi-public spaces. And this is often accompanied by a struggle. My conversation with Jasper Niens was going to begin with a look at his practice in the past five years, but we fell head-long into the present. Niens has just heard that his project proposal for the Festival The World of Witte de With has been turned down: “The Permits Dept. handed it onto the Council’s Security Dept., which in the end gave it a ‘no go’. I had expected this in a way, because the work concerns security and regulations.”
Ingrid Commandeur: 'Could you comment any further? How was the work going to relate to the context of Witte de Withstraat and its surroundings?'
Jasper Niens: 'To answer this question I’d like to first go back to another project which I think of as its precursor. In 2009, I was invited to take part in a sculpture route at Minervalaan in South Amsterdam. The location was a beautiful lane with various trees and villas surrounding it, with a strip of public space in the middle. My work for this sculpture route simply consisted of framing part of this public space with a 16x17metre wooden wall. There were doors in that wall that you could lock from the inside, so passers-by could claim the space as theirs. The project was embraced and approved by the organisation. However, after a few weeks, there was some unrest: people living in the area had vandalised the work. People were afraid local young rascals would assemble there. The work had to be repaired, but was instead broken down, while it was supposed to have stayed there for three months. I am still involved in a court case with the organisation of the art route concerning this matter.'
Do you think of the after effects of such a project and the court case as part of the art work?
'Yes, in this case I do. It’s about the story as a whole: a proposal for a work that is chosen and approved by the inhabitants themselves, while after its realisation, its treatment changes from embracing it to making it one’s enemy. It lays bare all sorts of things about the tension and controversy that such a simple work in the public space can evoke. It also says something about the harsh reality surrounding life as an artist. If they lose the court case they won’t feel a thing, if I lose I’m bankrupt.'
How do we go from that to the Witte de Withstraat, where they’re not exactly planning a chic sculpture route?
'The plan I’d handed in for the festival is very similar: I wanted to cordon off the crossing between Witte de Withstraat and Hartmanstraat with a fence that ran from façade to façade. With twelve doors on each side, in this case, that could also be locked on the inside. This didn’t concern the claiming of space, but the fact that the public themselves decide the route across the crossing. You can stand on the crossing, without being limited by the rules people normally have to abide by. This work, to me, is also about how people react together to the codes belonging to a certain space and the public can change those.'
Before Duisburg this might have seemed a relatively ‘harmless’ project proposal, now, though, the placing of a deliberate obstruction in front of the visitors to a festival may be interpreted as a quite emotionally charged and provocative gesture.
“Yes, that’s right. The Monday after the news concerning the disaster at the Love Parade in Duisburg, I had to send the council an update about my work, with new drawings and details about how to open up the street to the fire brigade. With what had just happened in Duisburg, I suddenly found it hard to solve that. Duisburg has not changed my work, naturally, but I suddenly found it hard to justify. While the work was designed with a double calamity exit route: the public can exit the doors and the fire brigade has a separate exit built into the structure, which can be thrown open quickly. Twelve openings are more than enough to escape through for the audience. The work complies with the regulations, but, nevertheless, they won’t allow it, especially now. That, undoubtedly, has to do with what happened in the Hook of Holland and more recently in Duisburg.”
Perhaps that’s justified. But it doesn’t make your work any less interesting: it concerns people’s behaviour in public spaces, risk control and ‘the emotions’ this evokes in people. A controversy about an incident in a public space in Europe has a direct bearing on how people see your work. A simple wooden wall suddenly becomes an image of terror.
“That’s right, even though, for my own part, I’m not scared of anything. The way in which people relate to each other in the work isn’t emotionally charged. The space people have between each other is much larger than the sixty centimetres described as the zone of intimacy not be crossed at public events.”
How has your work developed in recent years?
'At first, I think my work was more concerned with owning space: public space versus private space. Some years ago that was actually in issue in society. In recent years I’ve noticed my work is becoming more physical and radical. It’s more about how risk is experienced. My statement is that risks have become invisible in our present-day, urban environment and that this is a loss. My aim, therefore, is to make ‘dangerous’ architecture. That is quite difficult, because there isn’t much room for error: if a work evokes reactions that are too predictable, it falls flat on its face. I also think the chosen form and the aesthetics concerned are vital.'
Dangerous architecture? I can imagine that when you wrote that down the Security Dept. thought: that’s not something we want to participate in.
'Then let me expand on that. Clearly, I am not looking for radicalism in literal insecurity. It concerns a subtle, stifling feeling that architecture can evoke and the realisation that when you relate to a space in a natural way, without everything being boxed up, regulated or marked with signposts, you will be more aware of the dangers. That is what I want to express with my work: I make risks visible that are already there. Security systems also, in some way, make risks less visible.'
Is Duisburg an example of that?
'Yes, I think that in general more people tend to pass responsibility for risk assessment at mega-events onto the organisers, onto a higher authority in other words and not themselves. The visitors of the Love Parade weren’t in any way prepared for the fact that people’s reaction to space can suddenly switch to survival mode. The design for the crossing is also concerned with this, but let me emphasise it again: at a totally different level. I wanted to make a work about the masses that flock to a festival, about how systems are designs to control the masses and direct them towards a certain place, just with an entrance.'
What will happen now?
'The organisation suggested we build the work somewhere else, but because concept and location are inextricably linked, that, to me, isn’t the solution. However, for quite some time I have been toying with the idea to experiment with a hybrid between an object and a performance. You can let groups of people form geometrical shapes that, similarly, form a coercive constellation that visitors will bump into, like a wall. Think, for example, of a cordon of security people, who walk down the street six rows deep in a set pattern. But at this point I don’t know whether that’s a new, valid inroad into this project and what it will entail. So, whatever happens, visitors will be surprised.'
For more information about Jasper Niens’ work, please go to: www.galeriewest.nl
Ik geloof echt in samenwerking
Luke Jerram (UK) is een van de kunstenaars uit de Europa Focus van de 11e editie van De Wereld van Witte de With. Ingrid Commadeur sprak met hem over zijn werk.
Ingrid Commandeur: Op uw website noemt u zichzelf ‘a color blind installation artist, who fuses his artistic sculptural practice with his scientific and perceptual studies.’ Waar eindigt de kunst en begint de wetenschap, en vice cersa?
‘Dat raakt bij mij soms vervlochten. Gezien mijn kleurenblindheid ben ik van nature geïnteresseerd in perceptie en hoe wij de wereld zien. Kunst kan dat onderzoeken. Ik praat vaak met wetenschappers omdat zij ook geïnteresseerd zijn in hoe wij de wereld zien. Zij kunnen mij interessante perspectieven bieden. Je kunt een dominee of priester vragen: waarom is de hemel blauw? Dan zul je uitvinden dat de vraag voor meerderlij uitleg vatbaar is. Mijn ervaring is dat kunstenaars en wetenschappers vaak in hetzelfde geïnteresseerd zijn. We worden allebei gefascineerd door hoe de wereld werkt en hoe dingen functioneren en al is de methodologie van een wetenschapper anders dan die van de kunstenaar, er zijn wel degelijk cross-overs. Ik wilde in eerste instantie ingenieur worden, maar koos toch voor de kunst. Dat is nu zo’n vijftien jaar geleden. Veel van mijn werk heeft nu met zowel kunst als leven te maken. Op dit moment werk ik met een onderzoeksbeurs aan de universiteit van Southampton (UK). Eén van de projecten waaraan ik werk is een kunstwerk geïnspireerd door techniek. Ik ontwerp een paviljoen dat geluid zal voortbrengen als gevolg van het resoneren van de wind. De ambitie is met dit project het publiek te interesseren in techniek.’
De relatie tussen kunst, wetenschap en onderwijs is een veel besproken onderwerp in Europa. Het wordt toegejuicht maar ook bekritiseerd. De nadruk op kennisproductie en educatieve doeleinden zou kunst het juiste ‘alibi’ verlenen: namelijk dat het nuttig is en met een economische waarde voor de maatschappij. Kunstenaars staan onder druk een wetenschappelijke graad te halen omdat die betere carrièrekansen zou bieden. Hoe denkt u hierover?
‘Ik ben zeker op de hoogte van deze trend, maar ik geloof niet dat dit direct op mijn werk van toepassing is. Ik ben me er al enige tijd van bewust dat ik geen academicus ben. Ik heb gewoon meer verstand van kunstwerken maken dan van techniek. En ik vind het belangrijk hoe een kunstwerk overkomt en wordt gecommuniceerd aan het publiek. Sommige kunstwerken zijn heel academisch: je hebt een volle pagina tekst nodig om ze te kunnen interpreteren. Meestal kan ik niet genieten van kunstwerken als ze alleen op die manier te begrijpen zijn. Ik probeer kunst te maken die van waarde is voor een academische gemeenschap, maar die ook door een groot en divers publiek begrepen kan worden. Ik verken graag de grenzen van het academische, maar ik ben een kunstenaar, geen academicus.’
U heeft een project uitgevoerd voor het Watershed Media Centre in Bristol (UK), dat The Dream Director (De Droomregisseur; 2009) heet, een nieuwe media-installatie die de gevolgen van geluid op het slapen onderzoekt. Iemand zei over dit werk: ‘zijn invalshoek is niet zozeer het verzamelen van specialisten uit uiteenlopende disciplines om zoveel mogelijk informatie voor zijn werk te verzamelen, maar meer het verzamelen en delen van kennis en ervaring. Zijn praktijk is in essentie op samenwerken gericht’. Bent u het daarmee eens?
‘Ik zou er vanuit willen gaan dat mijn werk over beide dingen gaat. Ik werk graag samen met mensen; stel kleine teams samen om bijzondere dingen mee te kunnen ontwikkelen. Eigenlijk worden de meeste dingen in de wereld gemaakt door samen te werken. Aan mijn mobiel bijvoorbeeld, aan de complexiteit van het ontwerp, kunnen wel duizend mensen hebben gewerkt voordat het mij bereikt. Het is pas in de twintigste eeuw dat de kunstenaar wordt gezien als de zelfstandige schepper. Ik geloof echt in samenwerking; door samen te werken met specialisten wordt alles mogelijk. Dus ben ik niet de architect, de ingenieur, de glasblazer of de projectmanager. Mijn hele praktijk is erop gericht op een creatieve manier problemen op te lossen. Voor het festival ‘De Wereld van Witte de With’ heb ik zo’n tien ideeën bedacht, waaruit de organisatie er één gekozen heeft. Het werk is gebaseerd op een heel gangbaar, maar vernuftig ontworpen object, dat tijdens het festival op verschillende manieren zal worden hergebruikt en als een soort gemene deler zal dienen op het festivalterrein. Om een grootschalig project te realiseren, moet je met veel mensen samenwerken en dat gaat daarom ook over mensen inspireren eigenaar te worden van het project.’
Het neerzetten van 60 piano’s in de straten van New York en een aantal andere grote steden in de wereld voor Play me, I’m Yours tart de grenzen van de gevestigde kunstwereld. Aan de andere kant maakte u glazen sculpturen van virussen (Glass Microbiology) als reactie op de wetenschappelijke communicatie. U zei dat u ‘mensen vragen wilden laten stellen over virologie en de oorsprong van de gegevens die zij in de media te zien krijgen.’ Probeert u aan zowel de kunst als de wetenschap te ontsnappen?
‘Ik maak graag kunst in de openbare ruimte. Play me, I’m Yours is daar een voorbeeld van. Het project is op een pregnante manier aanwezig en biedt daarmee een goede manier om een groot, breed en divers publiek te bereiken. Mensen hoeven niet naar een museum of galerie te gaan: ik lever een kunstwerk af aan huis, op de stoep. Buiten dat maak ik allerlei verschillende kunstwerken die ieder op hun eigen manier een publiek vinden. De glazen sculpturen van virussen zijn beter geschikt voor een museum of galerie, terwijl andere projecten juist buiten worden tentoongesteld. De glassculpturen gaan terug op mijn interesse in perceptie. Het feit dat ik kleurenblind ben maakt tegelijkertijd nieuwsgierig naar en wantrouwend ten opzichte van beeldmateriaal. Als je wetenschappelijke afbeeldingen van virussen bekijkt, valt op dat ze vaak kunstmatig zijn ingekleurd. Maar omdat virussen zo klein zijn, nog kleiner dan lichtgolven, hebben ze helemaal geen kleur. Die kleur wordt er later kunstmatig aan toegevoegd. En in feite wordt daarmee een nieuwe, emotionele inhoud aan de foto’s toegevoegd. Dat vind ik problematisch.’
Dit heeft allemaal te maken met representatie…
‘Ja, zeker weten. Wat je overhoudt is een virus dat er giftig uitziet. Ze laten het publiek geloven dat het een eng, felgekleurd rood en geel ding is. Het is best verwarrend; het publiek gelooft de schijn van het wetenschappelijke gezag die hoort bij de beelden in de media. Ik maak van de virussen driedimensionale, transparante glazen objecten. Ik verander ze in mooie objecten. Er is een spanningsveld tussen de schoonheid van het kunstwerk en wat het voorstelt. Dus ik vervang het ene probleem door het andere. De sculpturen trekken de toeschouwer aan omdat ze heel mooi zijn, maar zo gauw deze beseft wat er werkelijk te zien is, een HIV-virus, dan wekken ze juist afkeer bij hen op. Dat geeft de sculpturen hun kracht en aanwezigheid. Die sculpturen heb ik ook gemaakt om het publiek bewust te maken van de wereldwijde invloed van virussen.’
Het interessante is dat de beelden van uw glazen virussen steeds weer worden gekopieerd door de media. Ze zijn wijd verspreid over het internet en worden overgenomen door kranten over de hele wereld. Ik zag een afbeelding van een virussculptuur op de cover van een wetenschappelijk tijdschrift. Maakt u doelbewust gebruik van de media?
‘Ja, ik zie het als een onderdeel van mijn werk. Gebruikmaken van de pers is natuurlijk een manier om gratis reclame te krijgen, dus ik maak er het beste van. Ik verkoop geen verhaal; ik lever alleen de juiste informatie. Het is waarschijnlijk gewoon iets wat ik goed kan. Ik praat graag met journalisten en als kunstenaar denk ik dat ik dit op een professionele manier moet doen.’
Maar de manier waarop de media betrokken zijn bij uw werk gaat veel verder. U ontwerpt niet alleen verschillende, uitgebreide websites voor verschillende projecten, maar u bent ook erg aanwezig in de media. Toen ik uw naam googelde, kwam ik uit bij een CNN verhaal over Play me, I’m Yours: één van zo’n honderd reportages over uw werk.
‘Ja, dat klopt, ik kijk daar ook met verbazing naar. Ik weet ik niet precies hoe dat is gebeurd, die enorme aandacht van de pers. Ik denk dat mijn werk de aandacht heeft van zowel publiek als pers. Mensen kunnen het begrijpen zonder al teveel moeilijke citaten te gebruiken. Dat is blijkbaar iets heel krachtigs.’
Lees meer over het project dat hij tijdens De Wereld van Witte de With uitvoerde op de website van Luke Jerram
dinsdag 7 september 2010
A true believer in collaboration
‘I’m a true believer in collaboration’ sais Luke Jerram in an interview with the festival's artist in focus Luke Jerram. Ingrid Commandeur (free lance art critic and publisher) interviewed Jerram about his work as an artist.
Ingrid Commandeur: On your website you call yourself ‘A color blind installation artist, who fuses his artistic sculptural practice with his scientific and perceptual studies.’ Where does art end and science begins, and vice versa?
‘For me it sometimes intertwines. Because I’m colour blind I’ve a natural interest in perception and how we see the world. Art can question that. I often speak with scientists because they are interested in how we perceive the world as well. They are able to provide me with interesting perspectives. A lot of my work is made in collaboration with scientists and engineers, because we are both interested in phenomena and how things work. You can go to a vicar or a priest and ask questions: why is the sky blue? You’ll find out there are just multiple interpretations of the same question. My experience is that artists and scientists are often interested in the same thing. We both have a fascination in how the world works and how things function, and although the methodology of a scientist is very different from the way an artist works, there are certainly crossovers. I was going to be an engineer but decided to do art instead. That was about fifteen years ago. Now a lot of work I make involves both art, engineering and science. At the moment I have a research fellowship at the University of Southampton. One of the projects that I’m working on is to create a building that will resonate and sing with the wind. It involves a great deal of engineering and has funding from both the Arts Council of England and The Engineering Physical Sciences Research Council.’
The relationship between art, science and education is a much-debated subject in Europe. It’s been applauded but also criticized. Rendering knowledge and having an educational purpose would provide art an ‘alibi’ for it’s usefulness and economical value to society. Artists are pressured to get a scientific degree because this would offer them better career opportunities. What is your opinion on this matter?
‘I’m absolutely aware of this trend, but I not sure whether I would relate this directly to my own work. I realized for a while that I’m not an academic. I’m just better in making art works rather then writing and theorizing about art. And for me what is important is how an artwork is perceived and communicated to the public. Some artworks are very academic, you need a page of text to be able to interpret it. I generally don’t enjoy artworks that can only be understood in this way. I try to make artwork that is of value to the academic community but that is also accessible and can be appreciated in different ways by everyone, whether they are a child, scientist, grandmother or fellow artist. It makes creating artwork hard!! I like to sort of skirt around the edges of academia most of the time, but I’m not really an academic, I’m an artist.’
For the Watershed Media Centre in Bristol you developed a project called The Dream Director (2009), a new media installation that investigates the effects of sound on sleep. Someone said about this work: ‘his approach is less about gathering specialists from divergent fields to inform his work, than it is a gathering and sharing of knowledge and experience. His practice is inherently collaborative’. Would you agree on that?
‘I like to think my work involves both of those things. I like working with people and building small teams of people together to make remarkable things happen. Actually if you think about it most of the things in the world are made through collaboration. My phone here for example: maybe as many as a thousand people have been involved in designing it, before it arrives in my hand. It’s only in the twentieth century that the artist is seen as the sole creator. I am a true believer in collaboration; by working together with specialists anything is possible. Working in this way is very exciting. I’ve no idea what sort of art I’ll be making in 5 years time. My whole practice revolves around using creativity to solve problems. For the festival ‘De Wereld van Witte de With’ I generated about ten ideas and the organization choose one out of this list. The work is about a very common, but beautifully designed object that will be re-used for the festival in different ways, and will sort of act as the common denominator around the festival terrain. To make any large-scale project, you need to collaborate with a lot of people and that also involves inspiring people to take ownership of the project.’
Putting up 60 pianos in the streets of New York City and in numerous other cities of the world for your project Play me, I’m Yours defies the boundaries of the established art world. On the other hand your glass sculptures of viruses (Glass Microbiology) were made as a reaction to science communication. You stated that you wanted to ‘make people ask questions about virology and the nature of data they see in the media.’ Are you trying to escape the arts as well as science?
‘I like to make art in the public domain. Play me, I’m Yours is certainly an example of this. It’s a very pervasive project and a nice way to reach a huge, broad and diverse audience. People don’t have to go to a museum or gallery: I’m delivering an artwork to their house, their doorstep. I like to do that. But I make a whole range of different artworks, which find their own audiences. The glass sculptures of the viruses are more suitable for a museum or gallery, for instance, and others projects are presented outside. I just get on with the making of the artwork and trust that the work will find its own audience a place in the world. The virus sculptures go back to my interest in perception. The fact that I’m colorblind makes me very curious, but also slightly distrustful of imagery. Looking at the scientific images of viruses you find that they are often been artificially coloured. Because viruses are so small, smaller then the wavelengths of light, they don’t have any color. Scientists photograph a virus with an electron microscope and then others photoshop them up, adding color to the imagery. With this color there’s an inherent emotional content added to the photos, and I have a problem with that.’
It has everything to do with representation…
‘Yes absolutely. We end up with this toxic dangerous looking virus, which many people believe, are scary brightly colored red, yellow things. So my sculptures provide another voice. I represented viruses as three-dimensional, transparent glass objects. I turn them into very beautiful objects, which is again problematic as a tension then arises between the beauty of the artwork and what it represents. So I’m replacing one problem with another! I think the sculptures kind of draw you in because they are very beautiful, and then when you realize what they are, like HIV, they kind of repel you. I think that’s what gives the sculptures their power and presence. The sculptures are also made for the public to contemplate the global impact of each virus.’
The interesting thing is that the images of your glass viruses are copied over and over in the media as well. They are widely spread on the Internet and adopted by newspapers around the world. I saw an image of virus sculpture on the cover of a scientific magazine. Do you make a deliberate use of the media as an integral strategy to your work?
‘Yes, I see it as a part of my work. Using the press is of course a way of getting free advertising, I make the most of it. I don’t sell a story; I only provide the right information. It’s probably just something that I’m good at. I like to talk to journalists and as an artist I do think I have to handle this in a professional way ’
But the way the media is involved in your works goes far beyond that. Not only do you create different, elaborate websites for different projects, but also you have a huge presence in the media. When I googled you’re name I ended up at a CNN report on Play me. I’m Yours: one of about hundred news reports on your work.
‘Yes, that’s interesting. Certainly with the street piano project it’s very important that the people know where the pianos are in the streets, when they are coming et cetera. So when they arrive people know all about it and already saw at TV. But as far as the huge interest of the press concerns, I’m not entirely sure what happened really. I think I’ve learned how to express complex ideas through accessible artworks, which can be described using simple words. That’s a powerful thing.’
zondag 5 september 2010
Museum Boijmans Van Beuningen | Artist Talk met André Kodde
Gesprek met André Kodde naar aanleiding van zijn werk Msquare4, dat Museum Boijmans Van Beuningen tijdens De Wereld van Witte de With laat zien. Gesprek met André Kodde, Wilco Alkema en Peter Hommersom o.l.v. Cathy Jacob (hoofd presentaties Boijmans).
Meer informatie over het werk van André Kodde op De Wereld van Witte de With
Meer informatie over het werk van André Kodde op De Wereld van Witte de With
Museum Boijmans Van Beuningen | zaterdag 15.00 | www.boijmans.nl / www.kodde.nu
vrijdag 3 september 2010
De Wereld met Jack Wouterse
Het duurt niet lang meer voordat festival De Wereld van Witte de With los barst. Langzaam maar zeker wordt ook de media nieuwsgierig naar waar wij zo druk mee bezig zijn. Het verzoek van TV Rijnmond om een vooraankondiging over het festival te maken was voor ons dé kans om door de Witte de Withstraat te lopen en ons een voorstelling te maken van wat er van 10 tot en met 12 september allemaal gaat gebeuren. Nienke van Wijk van festival De Wereld van Witte de With blikt samen met kunstenaars Dirk van Lieshout en Jasper Niens vooruit op alweer de 11de editie.
door Gert-Jan Bleeker
Met presentator en acteur Jack Wouterse door de Witte de Withstraat lopen. Bij de Witte Aap een koffietje drinken. Langs Sylvette van Pablo Picasso en Carl Nesjar naar Arminius. En als het zonnetje dan eindelijk echt doorbreekt, terug naar het Ro Theater.
Afgelopen maandag kwamen Jack Wouterse en crew langs om een vooraankondiging van het festival op te nemen. Op locatie, waardoor de programmering – tot nu toe tot in de details uitgewerkt op papier – eindelijk begint te leven. Nienke van Wijk, medeverantwoordelijk voor het programma, legt aan Wouters uit hoe elke editie van Wereld van Witte de With staat voor veel vernieuwende kunst, de laatste trends en veel lekker eten.
Toch is er vanaf dit jaar ook iets nieuws. In de programmering wil het festival meer aandacht besteden aan jonge en talentvolle kunstenaars uit Europa en thuisbasis Rotterdam.
Wanneer de koffie bij de Witte Aap op is sluit Dirk van Lieshout bij ons aan. Met hem lopen we naar Arminius waar tijdens het festival zijn Waiting Room zal staan. Druk gebarend legt hij aan Wouterse uit dat ‘wachten’ een kunst is. Een kunst die wij in Nederland (nog) niet beheersen. 'In Japan kunnen ze heel goed wachten' legt Dirk uit. Wie het wachten tot in de puntjes wil beheersen, doet er goed aan om de Waiting Room van Dirk van Lieshout te bezoeken. We draaien ons om en lopen terug de Witte de Withstraat in, opweg naar het Ro Theater. Onderweg vertelt Nienke van Wijk over de springplankfunctie die het festival heeft. 'Rotterdam heeft veel talentvolle jonge makers die we tijdens het festival een podium bieden'.
We komen aan bij het Ro Theater waar we hebben afgesproken met nog zo’n talent, Jasper Niens. Hij maakt speciaal voor het festival de installatie Crowd Control, waarmee hij de veiligheid die mensen ervaren op de hak neemt. Niens vetelt Wouterse dat de grens tussen controle over mensen massa’s en blinde paniek heel klein is. Nog een laatste shot van de poster Dolor Con Marco y Jordi, een voorstelling van het Ro Theater die te zien is tijdens Festival De Wereld van Witte de With, en 'that’s a wrap!'.
De vooraankondiging is vanaf zaterdag 4 september tot aan het festival doorlopend te zien op TV Rijnmond.
Nieuw programma van Upload Cinema: Art Without Walls op De Wereld van WItte de With
Art Without Walls gaat over de straat als galerie, als podium voor kunstenaars. Net als internet is de straat een vrijplaats voor kunstenaars. Niemand die ze tegenhoud om hun werk te laten zien. En omdat kunst op straat zo vluchtig is, wordt het veelal vastgelegd op video.
Art Without Walls toont de mooiste, vreemdste en meest opvallende voorbeelden van Street Art en Guerrilla art. Van ‘Stop Motion Murals’ tot ‘Reversed Graffiti’, van ‘Street Lego’ tot ‘Guerrilla Knitting’, van ‘Wild Beaming’ tot ‘3D Mapping’. Natuurlijk komen beroemdheden als Banksy en Space Invader voorbij, maar ook iets minder bekende helden van de straat als ‘Poster Boy’ en ‘Princess Hijab’. Gastcurator is Oscar van Gelderen, uitgever, verzamelaar en groot kenner van Street Art.
Art Without Walls kwam tot stand in samenwerking met Museum Boijmans Van Beuningen, dat met ArtTube al een tijdje actief is op het snijvlak van kunst en internet – en met het festival De Wereld van Witte De With.
De officiële première van Art Without Walls vindt plaats op vrijdag 10 september 19.00 uur in Museum Boijmans van Beuningen.
donderdag 2 september 2010
Galerie de Aanschouw/80b | Kunstveiling De Aankoop
Dit jaar beleven we alweer de 9e editie van kunstveiling De Aanschouw. De veiling vormt traditioneel het sluitstuk van kunstfestival Wereld van de Witte de With in. Er zal weer geveild worden vanaf de laadklep op straat voor De Aanschouw. Veertig werken van even zovele kunstenaars (allen exposanten van Galerie De Aanschouw) zullen worden geveild. Veelal wordt er een goed doel aan een veiling gekoppeld. Kunstveiling de Aankoop heeft er twee: de kunstenaars en Galerie De Aanschouw!
De werken worden afgehamerd door vermaard en berucht veilingmeester Ruut Ramseier van velinghuis CiBuRa. De kijkdagen voor de veiling zijn op vrijdag, zaterdag en zondag bij ACNE in de Witte de Withstraat 48a.
Witte de Withstraat 80b | kijkdagen vrijdag, zaterdag, zondag; veiling zondag 15.30 | www.aanschouw.nl
woensdag 1 september 2010
De stad = de mensen
Lukas Feireiss is als curator, schrijver en kunstenaar intensief betrokken bij de internationale discussie rond en bemiddeling van hedendaagse visuele cultuur, architectuur en kunst die voorbij de disciplinaire grenzen gaat. Hij doceert aan diverse universiteiten over de wereld en heeft vele boeken geschreven over architectuur en design. Hij is lid van de adviesraad van het festival De Wereld van Witte de With. Hoe sluiten zijn gedachten en ideeën in het algemeen aan bij de editie van het festival dit jaar?
Ingrid Commandeur: Deze editie van het festival gebruikt het volgende motto: ‘Steden bieden de mogelijkheid om ieder wat wils te bieden, alleen omdat en alleen wanneer het door iedereen wordt gemaakt.’ Dat is een citaat van Jane Jacobs, de Canadese schrijver en activist, die bekend staat om haar sterke kritiek op de stadsvernieuwingsregels van de jaren ’50 van de vorige eeuw in de VS. Hoe zijn de ideeën van Jacobs in verband te brengen met een openbaar kunstfestival als De Wereld van Witte de With anno 2010?
Lukas Feireiss: ‘Laat ik als antwoord en bevestiging van het citaat van Jane Jacobs een ander citaat noemen, en wel één van Plato, één van de eerste stadsdenkers uit de Westerse geschiedenis, die in zijn oorspronkelijke werk over de ideale stad en staat, De Republiek, het middels Socrates juist zegt, dat “de stad is wat hij is, omdat onze inwoners zijn wat zij zijn.” Ook al zijn beide citaten vanuit verschillende tijdperken en achtergronden met duidelijk verschillende doelen geschreven, toch doen ze beiden een uitspraak over de stad vanuit een maatschappelijke achtergrond. Zij leggen immers een direct verband tussen de kwaliteit van het leven in de stad en van de bewoners. Simpel gezegd, de stad is niets zonder de mensen die er wonen. Of, om het nog eenvoudiger te zeggen: De stad = de mensen. Wat betreft het festival, dat dit jaar voor het eerst is samengesteld samen met kunstenaar Ruud Reutelingsperger, geloof ik dat er geen beter motto gekozen had kunnen worden: het verbeeldt de stad als een interactieve, dynamische en levendige omgeving. Het kan als manifest gelezen worden voor deelname aan het ontwerp van de stad en het uitroepen van een nieuw soort creatief contra-urbanisme. Door aanpassing en manipulatie van de bestaande stedelijke, ruimtelijke ordening zijn het de bewoners en de gebruikers die nieuw terrein ontdekken en definiëren. Denk eraan, ook al is hij ontworpen en gebouwd door een minderheid van de samenleving: de stad wordt bewoond, gebruikt en afgebakend door een grote meerderheid. Met name tegen de achtergrond van het vaak anonieme en onpersoonlijke leven in de grote stad, vind ik het menselijke verlangen naar het zoeken van een unieke, individuele inrichting en ons streven een persoonlijk tintje te geven aan alles wat we doen, zeer geruststellend. ’
Eén van uw belangrijkste argumenten in recente publicaties als Urban Interventions. Personal Projects in Public Spaces (Gestalten, 2010) is dat ‘kunst de verborgen creatieve mogelijkheden in architectuur en stedelijke omgeving op originele wijze onthult.’
‘Daar bedoel ik mee dat het ontwerpen van de bebouwde omgeving en alles wat daarbij komt kijken niet louter het onderwerp is van politieke discussies overal ter wereld, maar met name ook van een jonge generatie van kunstenaars, die de stad in al zijn chaotische schoonheid en uitdagende diversiteit ziet als hun primaire werkplek. Kunst, of welke creatieve cultuur in de openbare ruimte dan ook, of die nu gevraagd is of niet, zal altijd een betekenislaag toevoegen aan het lezen en begrijpen van de stad. Vaak is die van unieke betekenis voor de creatieve reflectie op en aanpassing van al bestaande structuren en visuele codes in het stedelijk gebied. Opgezet als een kort festival van drie dagen, biedt De Wereld van Witte de With zowel kunstenaars en architecten de mogelijkheid in te grijpen in en/of een tijdelijke stedelijke ruimte te creëren in de binnenstad van Rotterdam en de bewoners live deelgenoot te maken van de transformerende kracht van artistieke interventies in de openbare ruimte en de bijbehorende creativiteit en spontaniteit. Natuurlijk, het is maar gebouwd voor het moment. Toch is het juist het kortstondige karakter van het festival dat de langdurige effecten van het festival voedt.’
U bent geïnteresseerd in hoe een nieuwe generatie kunstenaars zoekt naar een ander engagement met de stad, buiten de bestaande conventies van architectuur en stedenbouw om. Maar bestaat niet het gevaar dat zodra deze reacties van kunstenaars op de stedelijke context ingebed worden in de context van een festival, deze vervallen tot oppervlakkig publieksvermaak?
‘Bij officiële of geïnstitutionaliseerde presentaties van zogenaamde urban art of straatkunst wordt vaak gesproken over het gevaar van vercommercialisering. Dit gaat altijd over het mogelijke verlies van het ondermijnende of ongevraagde karakter van de oorspronkelijke kunstzinnige modus operandi etc. Afgezien van het feit dat ik het een nogal hypocriete discussie vindt, is hier in het geval van De Wereld van Witte de With geen sprake van. Ten eerste staat er geen groot merk of bedrijf achter dit festival dat op de een of andere manier de kunstzinnige uitingen probeert in te bedden in een bedrijfsstrategie, maar een zeer enthousiast en betrokken team van overtuigde mensen. En ten tweede geloof ik dat de tijdelijke opzet van het evenement het stimuleren van improvisatie ten goede komt. Hier wordt de tussenoplossing gevierd. Een straat veranderen in een open laboratorium, brengt een experimentele geest tot leven, ver voorbij de stadsgrenzen.’
U heeft gezegd dat er een steeds grotere verschuiving plaatsvindt in de hedendaagse kunst naar performatieve strategieën die gebruik maken van de theatraliteit van de stedelijke ruimte. Wat is het verschil tussen de huidige posities die kunstenaars innemen, en het onderzoeken van de publieke ruimte in de jaren zestig en zeventig?
‘Sinds een paar jaar is er sprake van een belangrijke verschuiving in de hedendaagse kunstwereld. Het begrip ruimte wordt anders benaderd en er is veel meer aandacht voor performatieve benaderingen die de complexe, contextuele netwerken van handelingen in de bebouwde omgeving centraal stellen. Daarbij staat vaak niet het kunstwerk of de performance zelf centraal, maar wordt juist de reactie van het publiek de belangrijkste gebeurtenis. De kern van dergelijk werk is een paradoxale aanpak. De ruimtelijke interventies waar ik het over heb, proberen het publiek te betrekken bij wat ze ervaren door het vervreemdende karakter van de performance zelf. Ik noem dat “engagement door vervreemding”. In veel van deze projecten gaat het over de emotionele en intellectuele reactie van het publiek op alledaagse situaties in de openbare ruimte, die op een vreemde manier zijn aangepast en de kritische verscherping van hun waarneming. De geleidelijke verschuiving van de museale tentoonstellingsruimte of white cube naar de publieke ruimte, is inderdaad nieuw. Voorgangers als Haus Rucker, Archigram en Gordon Matta-Clark, om er slechts enkele te noemen, hielden zich hier ook al in de jaren zestig en zeventig mee bezig. Maar zoals dat met alle dingen het geval is; de geschiedenis herhaalt zich steeds weer opnieuw, maar steeds in wisselende en subtiel gewijzigde omstandigheden.’
Maar wat is dan typisch ‘hedendaags’ in het huidige gebruik van de publieke ruimte door kunstenaars?
‘Ons leven wordt ingrijpend veranderd door de steeds grotere sociale en culturele mobiliteit en de verstrekkende invloed van communicatie- en informatietechnologie. De huidige artistieke, ruimtelijke strategieën van kunstenaars en architecten lijken wel bijna ouderwets vergeleken met het toenemende belang van de virtuele wereld van het huidige digitale tijdperk. Misschien willen kunstenaars zich afzetten tegen de virtuele wereld door de fysieke aanwezigheid en haptische eigenschappen van de openbare ruimte te benadrukken. De gevolgen van de wereldwijd toegenomen verstedelijking zijn daarnaast een ander zeer actueel onderwerp. Een groot deel van de wereldbevolking leeft in stedelijke gebieden en dat zal in de toekomst alleen nog maar toenemen. Deze situatie maakt het min of meer vanzelfsprekend dat kunstenaars zich nu met dit onderwerp bezighouden.’
Wat zou de ideale toekomst zijn voor een festival als De Wereld van Witte de With?
‘De tijd zal het leren! Laat ik afsluiten met een andere inspirerende denker, Henri Lefebvre, die eens zei: “Wanneer we representatie, ornament en decoratie even buiten beschouwing houden, kan de kunst zowel praxis als poiesis worden op een sociaal niveau: de kunst van het leven in de stad als kunstwerk. Met andere woorden, de toekomst van de kunst is niet kunstzinnig, maar stedelijk.” ’
Kijk voor meer informatie over de praktijk van Lukas Feireiss op:
www.studiolukasfeireiss.com
Ingrid Commandeur: Deze editie van het festival gebruikt het volgende motto: ‘Steden bieden de mogelijkheid om ieder wat wils te bieden, alleen omdat en alleen wanneer het door iedereen wordt gemaakt.’ Dat is een citaat van Jane Jacobs, de Canadese schrijver en activist, die bekend staat om haar sterke kritiek op de stadsvernieuwingsregels van de jaren ’50 van de vorige eeuw in de VS. Hoe zijn de ideeën van Jacobs in verband te brengen met een openbaar kunstfestival als De Wereld van Witte de With anno 2010?
Lukas Feireiss: ‘Laat ik als antwoord en bevestiging van het citaat van Jane Jacobs een ander citaat noemen, en wel één van Plato, één van de eerste stadsdenkers uit de Westerse geschiedenis, die in zijn oorspronkelijke werk over de ideale stad en staat, De Republiek, het middels Socrates juist zegt, dat “de stad is wat hij is, omdat onze inwoners zijn wat zij zijn.” Ook al zijn beide citaten vanuit verschillende tijdperken en achtergronden met duidelijk verschillende doelen geschreven, toch doen ze beiden een uitspraak over de stad vanuit een maatschappelijke achtergrond. Zij leggen immers een direct verband tussen de kwaliteit van het leven in de stad en van de bewoners. Simpel gezegd, de stad is niets zonder de mensen die er wonen. Of, om het nog eenvoudiger te zeggen: De stad = de mensen. Wat betreft het festival, dat dit jaar voor het eerst is samengesteld samen met kunstenaar Ruud Reutelingsperger, geloof ik dat er geen beter motto gekozen had kunnen worden: het verbeeldt de stad als een interactieve, dynamische en levendige omgeving. Het kan als manifest gelezen worden voor deelname aan het ontwerp van de stad en het uitroepen van een nieuw soort creatief contra-urbanisme. Door aanpassing en manipulatie van de bestaande stedelijke, ruimtelijke ordening zijn het de bewoners en de gebruikers die nieuw terrein ontdekken en definiëren. Denk eraan, ook al is hij ontworpen en gebouwd door een minderheid van de samenleving: de stad wordt bewoond, gebruikt en afgebakend door een grote meerderheid. Met name tegen de achtergrond van het vaak anonieme en onpersoonlijke leven in de grote stad, vind ik het menselijke verlangen naar het zoeken van een unieke, individuele inrichting en ons streven een persoonlijk tintje te geven aan alles wat we doen, zeer geruststellend. ’
Eén van uw belangrijkste argumenten in recente publicaties als Urban Interventions. Personal Projects in Public Spaces (Gestalten, 2010) is dat ‘kunst de verborgen creatieve mogelijkheden in architectuur en stedelijke omgeving op originele wijze onthult.’
‘Daar bedoel ik mee dat het ontwerpen van de bebouwde omgeving en alles wat daarbij komt kijken niet louter het onderwerp is van politieke discussies overal ter wereld, maar met name ook van een jonge generatie van kunstenaars, die de stad in al zijn chaotische schoonheid en uitdagende diversiteit ziet als hun primaire werkplek. Kunst, of welke creatieve cultuur in de openbare ruimte dan ook, of die nu gevraagd is of niet, zal altijd een betekenislaag toevoegen aan het lezen en begrijpen van de stad. Vaak is die van unieke betekenis voor de creatieve reflectie op en aanpassing van al bestaande structuren en visuele codes in het stedelijk gebied. Opgezet als een kort festival van drie dagen, biedt De Wereld van Witte de With zowel kunstenaars en architecten de mogelijkheid in te grijpen in en/of een tijdelijke stedelijke ruimte te creëren in de binnenstad van Rotterdam en de bewoners live deelgenoot te maken van de transformerende kracht van artistieke interventies in de openbare ruimte en de bijbehorende creativiteit en spontaniteit. Natuurlijk, het is maar gebouwd voor het moment. Toch is het juist het kortstondige karakter van het festival dat de langdurige effecten van het festival voedt.’
U bent geïnteresseerd in hoe een nieuwe generatie kunstenaars zoekt naar een ander engagement met de stad, buiten de bestaande conventies van architectuur en stedenbouw om. Maar bestaat niet het gevaar dat zodra deze reacties van kunstenaars op de stedelijke context ingebed worden in de context van een festival, deze vervallen tot oppervlakkig publieksvermaak?
‘Bij officiële of geïnstitutionaliseerde presentaties van zogenaamde urban art of straatkunst wordt vaak gesproken over het gevaar van vercommercialisering. Dit gaat altijd over het mogelijke verlies van het ondermijnende of ongevraagde karakter van de oorspronkelijke kunstzinnige modus operandi etc. Afgezien van het feit dat ik het een nogal hypocriete discussie vindt, is hier in het geval van De Wereld van Witte de With geen sprake van. Ten eerste staat er geen groot merk of bedrijf achter dit festival dat op de een of andere manier de kunstzinnige uitingen probeert in te bedden in een bedrijfsstrategie, maar een zeer enthousiast en betrokken team van overtuigde mensen. En ten tweede geloof ik dat de tijdelijke opzet van het evenement het stimuleren van improvisatie ten goede komt. Hier wordt de tussenoplossing gevierd. Een straat veranderen in een open laboratorium, brengt een experimentele geest tot leven, ver voorbij de stadsgrenzen.’
U heeft gezegd dat er een steeds grotere verschuiving plaatsvindt in de hedendaagse kunst naar performatieve strategieën die gebruik maken van de theatraliteit van de stedelijke ruimte. Wat is het verschil tussen de huidige posities die kunstenaars innemen, en het onderzoeken van de publieke ruimte in de jaren zestig en zeventig?
‘Sinds een paar jaar is er sprake van een belangrijke verschuiving in de hedendaagse kunstwereld. Het begrip ruimte wordt anders benaderd en er is veel meer aandacht voor performatieve benaderingen die de complexe, contextuele netwerken van handelingen in de bebouwde omgeving centraal stellen. Daarbij staat vaak niet het kunstwerk of de performance zelf centraal, maar wordt juist de reactie van het publiek de belangrijkste gebeurtenis. De kern van dergelijk werk is een paradoxale aanpak. De ruimtelijke interventies waar ik het over heb, proberen het publiek te betrekken bij wat ze ervaren door het vervreemdende karakter van de performance zelf. Ik noem dat “engagement door vervreemding”. In veel van deze projecten gaat het over de emotionele en intellectuele reactie van het publiek op alledaagse situaties in de openbare ruimte, die op een vreemde manier zijn aangepast en de kritische verscherping van hun waarneming. De geleidelijke verschuiving van de museale tentoonstellingsruimte of white cube naar de publieke ruimte, is inderdaad nieuw. Voorgangers als Haus Rucker, Archigram en Gordon Matta-Clark, om er slechts enkele te noemen, hielden zich hier ook al in de jaren zestig en zeventig mee bezig. Maar zoals dat met alle dingen het geval is; de geschiedenis herhaalt zich steeds weer opnieuw, maar steeds in wisselende en subtiel gewijzigde omstandigheden.’
Maar wat is dan typisch ‘hedendaags’ in het huidige gebruik van de publieke ruimte door kunstenaars?
‘Ons leven wordt ingrijpend veranderd door de steeds grotere sociale en culturele mobiliteit en de verstrekkende invloed van communicatie- en informatietechnologie. De huidige artistieke, ruimtelijke strategieën van kunstenaars en architecten lijken wel bijna ouderwets vergeleken met het toenemende belang van de virtuele wereld van het huidige digitale tijdperk. Misschien willen kunstenaars zich afzetten tegen de virtuele wereld door de fysieke aanwezigheid en haptische eigenschappen van de openbare ruimte te benadrukken. De gevolgen van de wereldwijd toegenomen verstedelijking zijn daarnaast een ander zeer actueel onderwerp. Een groot deel van de wereldbevolking leeft in stedelijke gebieden en dat zal in de toekomst alleen nog maar toenemen. Deze situatie maakt het min of meer vanzelfsprekend dat kunstenaars zich nu met dit onderwerp bezighouden.’
Wat zou de ideale toekomst zijn voor een festival als De Wereld van Witte de With?
‘De tijd zal het leren! Laat ik afsluiten met een andere inspirerende denker, Henri Lefebvre, die eens zei: “Wanneer we representatie, ornament en decoratie even buiten beschouwing houden, kan de kunst zowel praxis als poiesis worden op een sociaal niveau: de kunst van het leven in de stad als kunstwerk. Met andere woorden, de toekomst van de kunst is niet kunstzinnig, maar stedelijk.” ’
Kijk voor meer informatie over de praktijk van Lukas Feireiss op:
www.studiolukasfeireiss.com
The city = the people
Lukas Feireiss is a curator, writer and artist deeply involved in the international discussion and mediation of contemporary visual culture, architecture, art beyond disciplinary boundaries. He teaches at various universities worldwide and is the author of numerous books in the field of architecture and design. He is part of the advisory board of the festival De Wereld van Witte de With. How do his general ideas and opinions connect to this year’s edition of the festival?
Ingrid Commandeur: The current edition of the festival has the following motto: ‘Cities have the capability of providing something for everybody, only because, and only when they are created by everybody.’ This is a quote from Jane Jacobs, a Canadian writer and activist, known for her powerful critique of the urban renewal policies of the 1950s in the United States. How do Jacobs’s ideas connect to a public arts festival like ‘De Wereld van Witte de With’ in the year 2010?
Lukas Feireiss: ‘To answer and support the quote by Jane Jacobs with another quote, let me invoke Plato here, one of the earliest city-thinkers in Western history, who in his seminal work on the ideal city and state The Republic rightly said through the words of Socrates that “the city is what it is because our citizens are what they are.” Even though coming from very diverse times and backgrounds with clearly differing objectives, both of these statements on the city bring forward arguments of societal implications. What they have in common, is that they draw a direct analogy between the quality of city life and that of it’s inhabitants. Simply speaking, the city is nothing without the people who live in it. Or to break it down to even simpler terms: The city = the people. With regards to this year’s festival, curated for the first time together with the Dutch artist Ruud Reutelingsperger, I believe that no better motto could have been chosen, as it illustrates the city as interactive, dynamic and living environment of change. It can be read as a manifesto for the participatory design of the city and the proclamation of a new kind of creative counter-urbanism. By adapting and manipulating, rather than by accepting or refusing the existing spatial system of the urban environment, it is the inhabitants and users who are exploring and defining new territories. We need to keep in mind, that even though designed and built by a minority of our society, the city is still inhabited, used and defined by a vast majority. In particular against the backdrop of the often anonymous and depersonalized big city life, it is always reassuring for me, to see our all-too-human, immutable desire for somewhat uniquely individual habitations and our aspiration to leave our very own personal note in everything we do, come to the fore through the people.’
One of your key arguments in recent publications like Urban Interventions. Personal Projects in Public Spaces (Gestalten, 2010) is that ‘arts reveals the hidden creative potential for architecture and the urban environment in inventive ways.
‘What I mean with this, is that the design of the built environment with all its implications is not only at the forefront of political discussion across the globe, but also and particularly amongst a young generation of urban creatives, for whom the city in all its chaotic beauty and challenging diversity represents not only their natural habitat but also their prime area of operation. Art or any kind of creative culture in urban space, whether solicited or not, always contributes an additional layer to the reading and understanding of the city. Very often it displays a unique and highly contextual sense for the creative handling and inspiring transformation and reflection of already existing structures and visual codes within the urban realm. Conceived as a short-term festival of three-days, ‘De Wereld van Witte de With’, firstly offers artists and architects the opportunity to intervene in and/or temporarily recreate urban space in the city-centre of Rotterdam, and secondly, show the city and it’s inhabitants, live and in situ the transformational power of artistic interventions within the urban realm in all it’s creativity and spontaneity. Sure, what we witness here is not built to last, but built to live for the moment. But it is exactly the ephemeral nature of the event, that fuels the long-lasting effect of the festival.’
You are interested in how a new generation of urban creatives react to the city and explore alternative engagements beyond the conventions of architecture and territorial planning. Isn’t there a danger that once embedded in the context of a festival, the more or less subversive reactions of artists to the urban context become easy, consumerable spectacles for the public?
‘The apparent threat of commercialization or sell-out is often argued in the context of the official or institutionalized presentation of so-called urban or street art. Here the argument always evolves around the possible loss of subversity and unsolicitedness of the original artistic modus operandi etc. Apart from the fact that I believe this to be a rather hypocritical discussion, it surely does not pose any danger to ‘De Wereld van Witte de With’. First of all, there’s no big brand or company behind the festival that tries to somewhat incorporate the artistic outputs in their corporate strategies, but a highly passionate and engaged team of believers. And second of all, I believe that the temporal and transient structure and organization of the event is of great advantage for it stimulates the unrehearsed moment of improvisation. It is the interim solution that is being celebrated here. Turning a city street into a open laboratory, propagates an experimental spirit way beyond city limits.’
You stated that there’s ‘a growing shift happening in contemporary art towards performative strategies that reflect a poetic understanding of the theatricality of urban space.’ Can you try to explain how the current stances that artists take differ from the exploration of public spaces in the 1960’s and 1970’s?
‘Since a couple of years, we can notice a topical shift in the contemporary art world: On the one hand towards space in general and on the other hand towards performative approaches that deal rather with complex contextual networks of effects and actions in the built environment. And indeed, thereby it is often not the art work or the performance itself that are at the centre of attention but rather the audience’s reaction to it that becomes the main event. A paradoxical approach lies at the heart of these works. The spatial interventions, I am talking about, seek to engage their audiences in what they are witnessing through the alien nature of the performance itself – engagement through alienation, so to speak. The artistic purpose behind many of these projects seems to be the emotional and intellectual responses of the people who experience it, and the critical heightening of their perceptions in often strangely altered everyday situations in the urban realm. The gradual shift away from the conventional showroom or white cube and into public space, is however nothing new indeed, and finds it’s predecessors and intellectual fathers, as you mentioned, in numerous artistic explorations of the 1960’s and 1970’s from Haus Rucker, to Archigram and Gordon Matta-Clark to mention only a few. But as with all things, history always repeats itself in varying circumstances in slightly changed masquerades.’
What is decidingly ‘contemporary’ in the current use of public space as arena for contemporary art?
‘In the presence of changes in all areas of contemporary life through increased, social and cultural mobility, and ubiquitous networking via communication and information technologies, many of these artistic spatial approaches almost appear to be anachronisms in the face of the dissolution of conventional architectural or artistic terms in the virtual world of the digital age today. It seems as, through their intense preoccupation with the physical presence and haptical qualities of space, these new spatial explorations are somehow taking a stand against being absorbed into the world of the virtual image. With regard to the far-reaching consequences of the increasing urbanization worldwide, and the global reality that the majority of the world population is already and will be even more living in urban areas, it furthermore appears to be only natural that artist today deal with the subject.’
What would be the ideal future for a festival like ‘De Wereld van Witte de With’?
‘Time will tell! But to close with yet another prolific city-thinker, Henri Lefebvre once said: ”Leaving aside representation, ornamentation and decoration, art can become praxis and poiesis on a social scale: the art of living in the city as work of art. In other words, the future of the art is not artistic, but urban.“’
For more information on the practice of Lukas Feireiss see: www.studiolukasfeireiss.com
Ingrid Commandeur: The current edition of the festival has the following motto: ‘Cities have the capability of providing something for everybody, only because, and only when they are created by everybody.’ This is a quote from Jane Jacobs, a Canadian writer and activist, known for her powerful critique of the urban renewal policies of the 1950s in the United States. How do Jacobs’s ideas connect to a public arts festival like ‘De Wereld van Witte de With’ in the year 2010?
Lukas Feireiss: ‘To answer and support the quote by Jane Jacobs with another quote, let me invoke Plato here, one of the earliest city-thinkers in Western history, who in his seminal work on the ideal city and state The Republic rightly said through the words of Socrates that “the city is what it is because our citizens are what they are.” Even though coming from very diverse times and backgrounds with clearly differing objectives, both of these statements on the city bring forward arguments of societal implications. What they have in common, is that they draw a direct analogy between the quality of city life and that of it’s inhabitants. Simply speaking, the city is nothing without the people who live in it. Or to break it down to even simpler terms: The city = the people. With regards to this year’s festival, curated for the first time together with the Dutch artist Ruud Reutelingsperger, I believe that no better motto could have been chosen, as it illustrates the city as interactive, dynamic and living environment of change. It can be read as a manifesto for the participatory design of the city and the proclamation of a new kind of creative counter-urbanism. By adapting and manipulating, rather than by accepting or refusing the existing spatial system of the urban environment, it is the inhabitants and users who are exploring and defining new territories. We need to keep in mind, that even though designed and built by a minority of our society, the city is still inhabited, used and defined by a vast majority. In particular against the backdrop of the often anonymous and depersonalized big city life, it is always reassuring for me, to see our all-too-human, immutable desire for somewhat uniquely individual habitations and our aspiration to leave our very own personal note in everything we do, come to the fore through the people.’
One of your key arguments in recent publications like Urban Interventions. Personal Projects in Public Spaces (Gestalten, 2010) is that ‘arts reveals the hidden creative potential for architecture and the urban environment in inventive ways.
‘What I mean with this, is that the design of the built environment with all its implications is not only at the forefront of political discussion across the globe, but also and particularly amongst a young generation of urban creatives, for whom the city in all its chaotic beauty and challenging diversity represents not only their natural habitat but also their prime area of operation. Art or any kind of creative culture in urban space, whether solicited or not, always contributes an additional layer to the reading and understanding of the city. Very often it displays a unique and highly contextual sense for the creative handling and inspiring transformation and reflection of already existing structures and visual codes within the urban realm. Conceived as a short-term festival of three-days, ‘De Wereld van Witte de With’, firstly offers artists and architects the opportunity to intervene in and/or temporarily recreate urban space in the city-centre of Rotterdam, and secondly, show the city and it’s inhabitants, live and in situ the transformational power of artistic interventions within the urban realm in all it’s creativity and spontaneity. Sure, what we witness here is not built to last, but built to live for the moment. But it is exactly the ephemeral nature of the event, that fuels the long-lasting effect of the festival.’
You are interested in how a new generation of urban creatives react to the city and explore alternative engagements beyond the conventions of architecture and territorial planning. Isn’t there a danger that once embedded in the context of a festival, the more or less subversive reactions of artists to the urban context become easy, consumerable spectacles for the public?
‘The apparent threat of commercialization or sell-out is often argued in the context of the official or institutionalized presentation of so-called urban or street art. Here the argument always evolves around the possible loss of subversity and unsolicitedness of the original artistic modus operandi etc. Apart from the fact that I believe this to be a rather hypocritical discussion, it surely does not pose any danger to ‘De Wereld van Witte de With’. First of all, there’s no big brand or company behind the festival that tries to somewhat incorporate the artistic outputs in their corporate strategies, but a highly passionate and engaged team of believers. And second of all, I believe that the temporal and transient structure and organization of the event is of great advantage for it stimulates the unrehearsed moment of improvisation. It is the interim solution that is being celebrated here. Turning a city street into a open laboratory, propagates an experimental spirit way beyond city limits.’
You stated that there’s ‘a growing shift happening in contemporary art towards performative strategies that reflect a poetic understanding of the theatricality of urban space.’ Can you try to explain how the current stances that artists take differ from the exploration of public spaces in the 1960’s and 1970’s?
‘Since a couple of years, we can notice a topical shift in the contemporary art world: On the one hand towards space in general and on the other hand towards performative approaches that deal rather with complex contextual networks of effects and actions in the built environment. And indeed, thereby it is often not the art work or the performance itself that are at the centre of attention but rather the audience’s reaction to it that becomes the main event. A paradoxical approach lies at the heart of these works. The spatial interventions, I am talking about, seek to engage their audiences in what they are witnessing through the alien nature of the performance itself – engagement through alienation, so to speak. The artistic purpose behind many of these projects seems to be the emotional and intellectual responses of the people who experience it, and the critical heightening of their perceptions in often strangely altered everyday situations in the urban realm. The gradual shift away from the conventional showroom or white cube and into public space, is however nothing new indeed, and finds it’s predecessors and intellectual fathers, as you mentioned, in numerous artistic explorations of the 1960’s and 1970’s from Haus Rucker, to Archigram and Gordon Matta-Clark to mention only a few. But as with all things, history always repeats itself in varying circumstances in slightly changed masquerades.’
What is decidingly ‘contemporary’ in the current use of public space as arena for contemporary art?
‘In the presence of changes in all areas of contemporary life through increased, social and cultural mobility, and ubiquitous networking via communication and information technologies, many of these artistic spatial approaches almost appear to be anachronisms in the face of the dissolution of conventional architectural or artistic terms in the virtual world of the digital age today. It seems as, through their intense preoccupation with the physical presence and haptical qualities of space, these new spatial explorations are somehow taking a stand against being absorbed into the world of the virtual image. With regard to the far-reaching consequences of the increasing urbanization worldwide, and the global reality that the majority of the world population is already and will be even more living in urban areas, it furthermore appears to be only natural that artist today deal with the subject.’
What would be the ideal future for a festival like ‘De Wereld van Witte de With’?
‘Time will tell! But to close with yet another prolific city-thinker, Henri Lefebvre once said: ”Leaving aside representation, ornamentation and decoration, art can become praxis and poiesis on a social scale: the art of living in the city as work of art. In other words, the future of the art is not artistic, but urban.“’
For more information on the practice of Lukas Feireiss see: www.studiolukasfeireiss.com
Kris Verdonck (B)
The courses that Kris Verdonck (1974) took – visual arts, architecture and theatre – are
reflected in the work he produces: we may position his creation on the border between visual
art and theatre, between installation and performance, between dance and architecture.
As both a director and visual artist he is credited with a variety of projects, amongst others: 5
(2003), Catching Whales Is Easy (2004), II (2005). He often presents combinations of various
installations/performances in the shape of Variations. Variation IV, a circuit of 7 installations,
was shown during the festival of Avignon in 2008. The premiere of Actor #1 took place in
January 2010 – three variations on the theme of chaos towards order – in the Kaai theatre in
Brussels. His most recent creation K, a Society – a circuit of installations inspired by Franz
Kafka’s work – premiered in July 2010 during Theater der Welt 2010 in Essen (Germany).
reflected in the work he produces: we may position his creation on the border between visual
art and theatre, between installation and performance, between dance and architecture.
As both a director and visual artist he is credited with a variety of projects, amongst others: 5
(2003), Catching Whales Is Easy (2004), II (2005). He often presents combinations of various
installations/performances in the shape of Variations. Variation IV, a circuit of 7 installations,
was shown during the festival of Avignon in 2008. The premiere of Actor #1 took place in
January 2010 – three variations on the theme of chaos towards order – in the Kaai theatre in
Brussels. His most recent creation K, a Society – a circuit of installations inspired by Franz
Kafka’s work – premiered in July 2010 during Theater der Welt 2010 in Essen (Germany).
Vesta Kroese (NL) / Urban Synergy (NL)
The strengths of five creative entrepreneurs were combined especially for this edition of the World of Witte de With. They examined the communal domain of the side street. Add Goudappel (illustrations), Wiesje Korf ((graphic) design), Vesta Kroese (architecture and visual art) and Urban Synergy consisting of Dirk Verhagen and Laura de Bonth (Town planning design and research).
www.urbansynergy.nl
www.urbansynergy.nl
Leo Findeisen (AU)
Andreas Leo Findeisen taught philosophy and media theory at the Vienna Hochschule and is actively involved with the politics of netart. He is the brains behind, amongst others, Transforming Freedom, an online audio discussion platform, and NetzNetz, an alternative funding distribution system that is used by the Arts Council of Vienna. Together with Markus Zimmerman he is working on a new project: Futurefluxus.net. This duo will hold an interactive reading in Vindobona, the future WORM at Witte de Withstraat 63.
Dolce&Afghaner (AU)
Amir Fahim & Djana Covic have been working together since 2006. Their oeuvre comprises a universe of Roundhouse kicks: from sub-cultural activities to works within the context of high art. For the festival garden, they made a performance to measure and they will enrich Vindobona with a schnappsbar performance.
Abonneren op:
Posts (Atom)